KINDEREN

Op visite zittend bij Adri Zultvouwer, had ik weer alle reden tot zelfverachting, want die man doet alles beter dan ik. Als ik hem alleen reeds zie omgaan met zijn vrouw, drijf ik de hand diep in eigen boezem, want hij borrelt van kleine attenties en letterlijk niets herinnert in zijn fijn gedrag aan de vadsigheid, die zich van mij altijd meester maakt, zodra ik het lauwe pluche van vaders stoel in mijn lendenen voel. Daar mijn liefde gelijkt op die van Oblomow - ik zou graag voor haar in een afgrond springen, doch zie op tegen het halen van een pond zout - geef ik nauwelijks antwoord op vragen, terwijl Adri, uit vrije wil, de lucht vult met uitroepen als "Laat mij dat doen, Mien" of" Blijf maar zitten schat, ik ga wel even". En dan drentelt hij door zijn woning, niet in de doffe gelatenheid van iemand. die weet dat de echt nu eenmaal van geven en nemen aan elkaar hangt, doch met een blijmoedig VPRO-gezicht, dat mij, telkens als ik het waarneem, aanspoort de heer Spelberg toch eindelijk eens het oor te lenen.

En met zijn kinderen moet ge hem aan de gang zien! Een meisje van vijf en een jongen van negen heeft hij - begrotelijke microcosmosjes dus, waaruit telkens onvoorziene vuurpijlen opschieten die mij, bij -'het eigen kroost, nogal eens in de war brengen. Maar Adri staat ook in déze branding als een rots. Hij ageert namelijk vanuit een onneembare egelstelling, die hij heeft opge. bouwd uit boekwerken over opvoedkunde en kinderpsychologie. In zijn kast kun je ze zien staan: "Het moeilijke kind" of Jonge mensen treden aan", kloeke delen allemaal - en wat meer zegt: hij heeft ze gelézen, er papiertjes tussen gestoken en sommige passages onderlijnd met zijn repeterend vierkleurenpotlood dat hem bij de studie steeds als een zwaard op zijde hangt.

"We hadden vandaag zo iets aardigs met Anneke", zei hij gisteravond, mij zindelijk lachend aanziend over zijn bril, .je had er bij moeten zijn ...!

"Adri", riep Mien uit de keuken",wil je de asemmer even bij de deur zetten?"

Jazeker, daar kom ik aan!"

En hij veerde overeind of hij de drank ging halen en kantelde het huisvuil even later, harmonisch fluitend door de gang. Terug in zijn leunstoel, hervatte hij:

"Je moet dan weten - Anneke kwam even voor het slapen gaan, in haar hanssopje naar mij toe en vroeg: »Pappie, hoe komen nu toch de kindertjes op de wereld?" Vroeg hè? Ze is amper vijf. Maar ik was voorbereid, dat voel je wel."

Tuurlijk", zei ik, met een blik op de boeken.

"Nou", vervolgde Zultvouwer. "ik ben tegenover haar gaan zitten en ik heb haar heel gewoon en heel rustig verteld over de bloemen. Van het ~meel, weet je. En van de meeldraden. En van het bijtje dat zoem, zoem van de ene bloem naar de andere ... Ach kerel, het was ontroerend te zien, hoe verzonken zij luisterde naar dat tere verhaaltje. "Begrijp je, Anneke?" heb ik gezegd. "Zo gaat het nu met de mensen ook." En ze antwoordde Ja pappie" en ging volkomen tevreden naar haar bedje."

"Wat mooi", zei ik. En ik dacht: die plaat zou ik thuis ook wel eens kunnen opzetten. De kinderen vragen telkens van die dingen, in de laatste tijd, en de koele waarheid heeft in dezen toch wel énkele nissen, waarvoor nog een paar jaar een gordijntje moet blijven wapperen, want al ben ik te verlicht voor rode kool en ooievaar, je kunt toch moeilijk meteen het Kinsey-rapport tussen de prentenboekjes smijten. Maar met die bloemen ... Hoewel, dat bijtje ...

"Zeg, Anneke ligt te huilen!"

Mien trad met een paniekgezicht de kamer binnen.

Ik ga er wel even heen", zei Adri, op de toon van iemand, die alles hineinkalkuliert heeft en bij brand precies weet waar de geldkist staat.

Loop even mee, kerel - dat leidt haar af van haar probleempje."

In het kinderbed vonden we een tranenbespet hoofdje op het kussen, dat de oorzaak van het leed eerst niet biechten wou.
"Kom, zèg het nu maar", drong Zuyltvouwer aan. En toen kwam het er eindelijk uit:
"O pappie ... ik heb geen meeldraden."