14 februari


Doornroosje,

Het regent nog steeds en de vlakte is nog even verlaten.
lk denk weer aan God, terwijl ik aan jou moet denken, en de hemel
begint te knarsen en te piepen, alsof er een zware deur opengaat.
Een stem roept:'Wat is dat nou? Wilt u nu eindelijk eens
ophouden met dat geleuter over mij! lk besta niet. Hoe vaak moet
ik u dat nog laten denken?'
Ja, denk ik, dat is zo.
'Welke straf stelt u in het vooruitzicht als ik toch ... ?'
Vooruitzicht, vooruitzicht... Er zijn geen vooruitzichten. Hou nou
toch eens op. Hoe kan ik nog minder bestaan dan niet? Geef daar
eerst maar eens antwoord op. En kus dat meisje... Dromdrosje... of
zoiets... wakker. Mensonterend, al dat denken van u.'
'Maar wat is dan menserend? Niet denken soms?'
'Aan wie vraagt u dat?'
Tja, aan wie vraag ik dat... Een goede vraag.
Ik loop verder. De hemel knarst en piept niet meer. Een deur is weer dicht of blijft open.
Het regent iets minder. De zon schijnt tussen twee wolken door.
Ik ben benieuwd hoe het verdergaat met dat zogenaamde denken van me.
Iets erover te zeggen heb ik in elk geval niet.
Waarover trouwens wel? Over jou? Misschien uiteindelijk alleen over jou.

P.